vrijdag 27 maart 2015

Stemmetje



Vanmorgen werd ik onaangenaam getroffen door het feit dat het al half acht bleek te zijn terwijl ik daar nog niet aan toe was. Onwillig bewoog ik alvast mijn ene verkeerde been van onder het dekbed vandaan richting de bedrand. Daarbij sprak ik uit dat ik nog helemaal geen zin had. Bovendien kletterde de regen buiten. Uiterst ontmoedigend. Blij verrast was ik dan ook, toen naast mij een stem klonk die vertelde dat het been weer terug mocht in het warme holletje van eerst. Geheel tevreden voldeed ik aan die opdracht. Mijn kerel ging ‘dienst’ doen, deze ochtend. Verheugd tuimelde ik alweer bijna in het slaapgebeuren terug maar wist nog net te zeggen dat de tas van ons jongste kind al gevuld en wel, klaar hing. Alsof ik voorvoeld had, dat de ‘blijf-maar-liggen-beurt’ best wel eens dichtbij kon wezen. Eigenlijk had het veel weg van ‘voorbedachte rade’. Heerlijke sluimers overvielen mij, gemixt met de half bewuste toestand, die zo’n ochtend nog onweerstaanbaarder maakt. Buiten deed de regen vertoornd, en met veel herrie zijn best om mij ervan te overtuigen dat iedereen nou eenmaal moest opstaan.
“Kan best wezen maar vandaag dus even niet!” sprak ik lichtzinnig terug…
Een stemmetje binnen in mij vertelde, dat het ‘not-done’ was. “Kunstenaars mogen dat. En échte schrijvers. Mensen in de verpleging, postwezen of horeca. Operazangeressen desnoods. En mannen die andere dagen altijd van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat de kost verdienen, maar huismoeders niet!  Wat denk je wel?” sarde stemmetje. “Ja, hallo, dat was honderd jaar terug hoor. Je loopt achter! Kan ik het  helpen dat ik geen baan meer heb. Bovendien, ondanks werkloze staat, douche ik elke ochtend voor de meute aan om niet te vervallen in leegte, wanneer iedereen de deur uit is.”  
Stemmetje kon mij nog meer vertellen en haastte zich ook om dit te doen. Ik draaide me met een flinke ruk om, pakte mijn boek en negeerde de klierige metgezel met reflectievermogens die niet gewenst waren. Hij zweeg beledigd. Zoemde dan, als een mug die nooit dood te meppen is, weer naar de andere kant van mijn gedachtenwereld . “Zal ik even één van je kinderen even sturen, met een vraag?”  En ja hoor, daar kloste al ééntje naar boven, weer naar beneden, wederom de trap bestijgend met de vraag waar de paraplu was gebleven.
“In het paraplukastje, denk ik.
He mam, wat flauw. Je kunt toch wel even meezoeken?
Ben je betoeterd, ik ben al wakker, dat is erg genoeg!    

De regen klaterde en ruiste. Mijn boek zonk alweer weg uit mijn handen, toen zich de volgende bezoeker aandiende.
"Waarom lig jij in bed?
Omdat ik uitslaap. Of tenminste, dat probeer ik te doen
Raar hoor, dat doe je nooit.
Precies..."

In plaats van een kind of een stemmetje, begonnen andere gedachten mij te plagen. Ze vertelden mij wat de taken voor vandaag waren. Een niet mis te verstane aanval op een hoofd dat van niets weten wil. Ik kende mijn plek. Die was blijkbaar één etage lager.
"Lekker aanklungelen beneden is ook fijn," bedacht ik leep. Ik verliet mijn sponde, keek nog even spijtig achterom en maakte in de keuken een ontbijtje klaar om alle stemmetjes, waar dan ook, de mond te snoeren...                                                                                                                         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten