zondag 23 maart 2014

Communicatiecursus


Ergens in de prehistorie was de berenvelvrouw iets kwijt. Ze zocht zich het heen en weer naar iets wat haar dichterbij de haute couture van de gemiddelde huidendraagster zou kunnen brengen, áls ze maar haar mond open deed en haar wensen kenbaar maakte. Laatst had ze een kruikje gevonden. Onder  de vloer van haar vorige hut. En nu was het verdwenen. Te goed opgeborgen natuurlijk. De berenvelman die haar ooit als prooi over de schouder had gegooid, bezwoer haar het stukje servies van hun voorouders goed te bewaren. Had hij zijn spreekwoorden en gezegden gekend, dan had hij kunnen zeggen dat ze met dit ruilmiddel mooi een appeltje voor de dorst hadden. Nu zette hij alleen maar zijn woorden kracht bij door diep te grommen. Zijn wijf snapte dat. Ze had aan één grom genoeg. Zij was een goed verstaander. Gelukkig maar dat haar grommerd net uitgegaan was om een beer te schieten. Kon ze de hele mikmak tenminste overhoop halen zonder dat die mán haar steeds voor de voeten liep. En  - niet onbelangrijk! -  zonder te moeten erkennen dat ze een slechte huishoudster was. De zon was al bijna ondergegaan en haar wanhoop tot onpeilbare hoogten gestegen, toen ze ineens een dof geroffel hoorde. Waarempel, ze hoorde de tamtam van een halve maan verder lopen. “Dat mijn berenjager nog maar even drie manen verder sjouwt en die beer hem nog even bezighoudt,” hoopte ze. Wat ze hoorde, was bepaald niet voor zijn oren bestemd. Een zus uit haar vorige nederzetting dreunde ritmisch, dat ze een kleine kelk had gevonden. Ze had het ook direct herkend van een theevisite, een tijdje terug. De tamtamklanken stierven weg. Nu nam de berenvelvrouw haar eigen trommel. Ze zond een bericht terug. “Ik kom het halen, mens, wát een opluchting”. In die trant dan want zoveel woorden achter elkaar waren in die tijd nog overbodig.

Veel later, in een tijd die men de Een-en-twintigste-eeuw zou leren noemen, fietste ik bijna over iets heen. Het was oranje en het bleek een betaalpas te zijn. Omdat in deze tijd bijna het hele leven afhangt van zo'n dom stukje plastic en het leven van een pasverliezer m/v dus ook, stak ik het bij me. Mijn huishouden raakte daarna van slag. Sinds de prehistorie is dat al zo met sommige mensen. Er sluipt zomaar iets tussen jou en het aanrecht. Erkennen dat ik een slechte huisvrouw ben? Vergeet het maar lekker. De betaalpas kreeg eerste prioriteit. Er stond een naam op. Er waren een aantal mensen die ik kende, met dezélfde naam. Ik belde hen. Ze hadden allemaal hun pas nog in de portemonnee. Als ik het ding zelf kwijt zou zijn, zou ik het ook fijn vinden als iemand mij probeerde te zoeken. Nog even doorspeuren dus. Het bewandelen van officiële wegen had geen positief effect. De plaatselijke bankemployee zei namelijk door de telefoon dat het niet de bedoeling was om service te verlenen. Hij zei het met íets andere woorden maar de uitwerking was hetzelfde. Ik bedoel: Wat is er zo moeilijk aan enig computer- traceerwerk en het plegen van een telefoontje om iemand blij te maken? Dan ik maar weer... Ik nam mijn tamtam. Die vroeg om een status. Ik trommelde dat iemand zijn of haar pas kwijt was maar  wanhoop daarover hoefde niet te bestaan. Een jongedame roffelde  terug. Ze had aan één woord genoeg: 'Betaalpas!' “Ik kom m'n pas zo halen. Wát een opluchting!"

De berenvelman heeft het nooit geweten, wat erg fijn was voor zijn wederhelft. De bankmedewerker had een bos bloemen kunnen verdienen maar helaas voor hem, staat díe op míjn tafel te pronken. Dan heeft hij wat te grommen. Zo zie je maar weer: Je komt in alle tijden een heel eind met het juiste communicatiemiddel. Of je nou op een strakgespannen geitenvel tikt, of op een ieniemienietoetsenbordje. Kleine moeite, groot plezier. Leve facebook!

Els Dijkema

vrijdag 21 maart 2014

Exit-post




Achter mijn vakkenkast zit ik, bij het grote postcircus. Niet lang meer. Was ik, met nóg zes mensen, in september van het vorige jaar zó blij dat het werk in de grote stad voortgezet kon worden. Het houdt érgens eens op met de mazzel. Helaas moest er wel een andere postkast worden gevuld als die ene waar we zo’n goede verstandhouding mee hadden opgebouwd. Maar ook met de nieuwe ging dat lukken. Het is net memory, uiteindelijk weet je alles te vinden… Maar dan is het spel afgelopen want een ander gaat er met de buit vandoor. Jammer dan.

Nog steeds verblijf ik achter mijn vakkenkast. Hij heet: ‘autodienst Niekerk’. Achter mij klinken stemmen, is er een hoop kabaal vanwege het betere gooi-en-smijt-werk met bakken. Blauw voor de groffe en rood voor de fijne post. Men roept postcodes en ander vakjargon en er is gezang. Dat geluid komt van een collega die er al negenendertig jaren bij het circus heeft opzitten. Zoiets blijft niet onopgemerkt, het laat zo te zeggen wat sporen na. En niet alleen bij deze ene persoon. Collega zingt van een huisje op een Fries weggetje. Daar woont zijn nicht, die van alles verkoopt. Zelfs robijnen. Zodra die in zicht zijn, stopt het liedje altijd. Waarschijnlijk, omdat de hit een minder onschuldig karakter heeft dan op het eerste gehoor. Wanneer de laatste noten zijn weggestorven, zijn er altijd nog de gesprekken. De bekendste ingrediënten daarvan: ‘Een mahoniehouten kop. De beroerdste niet. Dan ben ik héél anders. Nóg niet klaar? Achterstandsgebied! Je ziet er goed uit (dank je, jij ook). Geen tijd! Vóór half tien klaar. Dan môj ook éérlijk wezen‘. De zin die in ieder gesprek voorkomt, luidt: “Dan weet jij wel wat ik bedoel”. Die mensen én alle uitspraken gaan we straks vreselijk missen natuurlijk. En andersom misschien ook wel. De dagstructuur is straks volledig naar de haaien. Vermoedelijk zullen we uit onze toekomstige nachtmerries wakker schieten en vervolgens alle postcodes gaan prevelen die we kennen.

Ik moet er eens achter vandáán komen, dacht ik zo. Eigenlijk wilde ik mijn vakkenkast adopteren, gewoon, omdat ik er aan gehecht ben geraakt. En dan die collega’s ook maar. Het mag niet zo zijn. Zij moeten blijven gooien en zetten, op de plek waar ze néérgezet zijn. Bedankt voor de prettige samenwerking. Dan weet jij wel wat ik bedoel… Tuurlijk! Dat zég ik!

Els Dijkema