zaterdag 24 mei 2014

Juichpakkans


Sinds het posten van mijn vorige stukje heb ik een groeiende neiging om dingen te gaan uitleggen en mijzelf te verdedigen. Domme Onwetende Niet-voetballiefhebbers moeten er ook zijn. Dat zegt niet, dat we voetbal háten. Tuurlijk niet, we gunnen ieder zijn ding. Het respect in de voetbalwereld en daar omheen houdt niet op aan de zijlijn. Gelukkig was er bijval. Er was iemand die mij meldde dat ze de wedstrijdregels nog nooit had kunnen doorgronden. Weer een andere lotgenote had zelfs haar hele gezin buiten de uitdeling van het voetbalgen kunnen houden. Was dat geluk of was dat wijsheid? Zittend voor de tv, zo af en toe, leer ik een heleboel. Schade en schande blijven echter mijn deel. Want wat heeft het voor zin om kleur te bekennen, wanneer die kleur niet oranje is. Het lijkt de enige kleur met uiterste houdbaarheidsdatum in ons land. Omdat andere tinten en dingen volgens sommigen geen bestaansrecht hebben, besloot ik mijn gebrek aan kennis maar eens wat op te vijzelen. Hopende dat ik me niet bont en blauw zou gaan ergeren…

Het groen-wit van Fc-Groningen mocht er anders ook wel zijn, deze week. Men vierde feest op de Grote markt in Groningen, ter ere van een grote zege. Dat zag ik op de tv. Ik begreep zelfs dat de club haar grenzen mag verleggen in Europa. Mijn koffie kreeg er een extra aroma van. Wél sprak een voetbalwoordvoerder van de uforie over de zege! Ik verslikte mij. De koffie besproeide het feestgebeuren maar bereikte de feestgangers niet. “Eúforie zul je bedoelen!” zei ik. Niet luisteren natuurlijk. De man op het scherm  liet rustig nóg een keer dat verkeerde woord los op de kijkers. Ik moest het opgeven. Eén van onze dochters zat te midden van dit alles een les over criminaliteit te leren, wat natuurlijk in geen enkele relatie staat tot dat edele volksspel met een bal. Ik zeg het alvast maar, voordat ik daar weer commentaar over krijg. Dochter deelde mij iets mee over pakkansen. Dat zijn weer andere kansen als die op de groene mat. Bovendien verlegde ze de klemtoon, wat nergens naar klonk. Met een beetje fantasie vergeet je zo'n woord nooit meer. Terwijl het kind haar lessen verder verwerkte, zag ik op de reclamebeelden, dat er kans was op een juichpak. Het ding is bij elkaar te sparen door het halen van heel veel boodschappen bij een gruttersgigant in ons land. Een oranje soort pyjama is het. Ik vermoed dat alle soorten van kansen voor mij verkeken zijn, wanneer ik me daarin hul maar dat terzijde. Míjn juichwerk valt wel eens verkeerd. Bijvoorbeeld bij een goal in het doel van de thuisclub. Nee, dat wordt een hoop gedonder, als ik me zo’n ding aanschaf. Oranje is ook helemaal mijn kleur niet.

 In de toekomst blijf ik voetbal associëren met een vreselijke dresscode. Daar kan de vuvuzelaherrie van vier jaren terug niet tegenop. Dat ligt niet aan mij. Dat heeft de voetbalwereld aan die van de reclame te danken. Gelukkig heb ik geen voetbalgen. Er is geen pakkans om mij nog iets van voetballiefde aan te leren. Dan sta ik nog liever buitenspel. Euforisch gevoel geeft me dat.

Els Dijkema


zondag 11 mei 2014

Sport-gen




Manlief heeft het niet. Ikzelf heb het evenmin. Rara wat is het? Het sport-gen. Om precies te zijn: Deze ouders werden groot zonder voetballiefde. Zo hier en daar weten enkele leden van het menselijk ras zich daar aan te onttrekken. In de hoogtijdagen van W.k. en E.k., wanneer iedereen de nagels afkluift voor de tv, gaan wij altijd wandelen en fietsen, midden op de weg, geen gevaar. Maar er is hoop. Min maal min is plus. Met de kinderen gaat het goed komen. Wij weten van trainingdagen, autorij-beurten en wasroosters. Onze twee zonen proberen wekelijks de bal bij te houden en de familie-eer hoog. Daarom reizen we met liefde voor die kinderen regelmatig af, richting één van de plaatselijke voetbalvelden.

Langs de lijn bevinden zich echte voetbalkenners. Opa’s, oma's, vaders, moeders, mensen die lijken te behoren tot de clubhuisinventaris. Ze schreeuwen van: “Hup, spelen, trek dat gat dicht, kijken, kansen, enz…” Aan roepen wagen wij ons niet. We staan daar met onze paraplu boven het hoofd te zwijgen, we verheugen ons op de clubwas, we verlangen naar hete koffie want we zijn tot op het bot verkleumd, we zien onze jongens smerig worden door een hoop gezwoeg door de modder. De kluiten  - we spreken hier van Groningse kleigrond -  vliegen ons om de oren. Bij de jongste zoon die nog maar twee jaren meedoet, denken we vooruitgang te zien. Dat delen we samen, zachtjes, voor het geval iemand het hoort en stel dat wij ons zo deerlijk vergissen. Hoera, de club van jongste zoon mag zich kampioen noemen. Hartelijk gefeliciteerd! Gauw naar huis en zwarte voetbalkleding wassen. Dan weer terug voor de tweede ronde, wederom met paraplu's, terwijl een donkergrijs zwerk zich uitspreidt en ontlaadt boven de sportvelden. Oudste zoon krijgt een vette nederlaag te verduren maar niemand die het gezien heeft want achter ons speelt de eredivisie met daaromheen veel publiek. Iemand breekt daar een been en ligt een dikke twintig minuten in het koude natte gras te wachten op de ambulance. Sport eist zijn tol. De regen stroomt met bakken neer maar speelt desondanks geen rol bij de voetbalfans. Alleen maar in onze (niet-liefhebbers)hoofden. Stumpers die we zijn.

Thuis! De shorts van rood-wit zijn weer strálend wit uit de wasmachien gekomen. De rode shirtjeswas draait. Yes! Dát kunnen wij! In  het verre verleden werd aan manlief gevraagd of hij lijnrechter wilde zijn.Voordat hij zijn onkunde rond de wedstrijdregels moest prijsgeven, was de oudste telg, de toen nog enige spelende zoon, hem vóór. Hij kende zijn vader en zei: “Als hij  - duimpje naar de bijnakandidaatlijnrechter  - dat moet gaan doen, ga ík naar huis!” We bedanken hem daar nog regelmatig voor…

Els Dijkema

donderdag 1 mei 2014

112-massa





Beng..!!! Om mijn as draaide ik en kwam terecht tegen een stoeprand. Een paar tellen daarvoor stond ik nog op de trappers van mijn fiets en sjeesde de oprit van het ouderlijk huis af. De kunst was, om dat zo hard mogelijk te doen en tegelijk een draai naar links te maken. Honderden keren zo gedaan, ging altijd goed maar die ene keer zag ik de auto niet. In die luttele ogenblikken keek ik schuin achteruit en zag mijn stalen ros. Het ding was in een bocht van negentig graden geknakt en stuiterde meters ver weg. Een minuut later was de straat bevolkt met kijkers. Waar ze vandaan kwamen? Geen idee! Ik zag twee gezichten boven me, of waren het er toch drie? Wat keken ze raar! Oh wacht, het waren er acht! Ze stonden erbij en keken naar mij…

Alle jaren na het breken van beide benen heb ik me afgevraagd wie er sneller zijn bij een ongewone gebeurtenis. Mensen of mieren. Mieren gaan tenminste nog direct aan het werk om elke alledaagse  verstoring ongedaan te maken maar mensen gaan kijken. In plaats van een voorbeeld aan de mieren te nemen  - "Kijk naar de mier, gij sensatiezoeker" - stromen de tweebenigen toe, zodra er sirenes te horen zijn. Uit alle hoeken en gaten van het dorp en zo snel mogelijk. Betrokken als mensen zijn, weten ze ook al hoe het ging en delen dit luid brullend met degene die naast hen staat. “Mens, wat maken die brandweerauto’s een herrie! Je komt er bijna niet bovenuit!” Iedereen kan zien  hoe er  een auto tegen een boom is gebotst en constateren - oh, gelukkig -  dat er al mensen bij zijn, die eerste hulp verlenen. Dat beweegt niet om de plek de plek te laten. Integendeel. Binnen enkele minuten wordt de weg versperd en auto’s staan zo dicht mogelijk in de buurt. In de bocht van de weg geparkeerd net een meter na het eind van het zebrapad. Dat had een mooie prent kunnen opleveren! De traumaheli die gearriveerd is, heeft niet zo’n riante plek. Daar sjouwen trouwens ook al mensen omheen “want hee, dat zie je niet elke dag zo dichtbij.”  De piloot en de arts zijn bij de gestrande auto. Uitstekende gelegenheid om het kroost eens te tonen hoe zo’n traumaheli er van binnenuit ziet. Kleine kinderen zijn er ook. Ze hebben niet om educatie gevraagd, evenmin om meegenomen te worden en te kijken naar het omgeploegde gras of de auto die verongelukte. Ze hadden geen stem, ze werden snel in de buggy gezet. De opvoeder sloot zich aan bij de optocht. Alleen thuislaten was ook zo onveilig.

Overdrijf ik? Ik hoop het! Het was onlangs weer raak in ons dorp. De foto’s van 112.nl tonen veel toeschouwers. Zat ik in de tweede kamer, dan zou ik pleiten voor het uitreiken van vaantjes aan ramppassanten. Rode vaantjes voor de mensen binnen een straal van vijf meter rond het drama. Oranje voor degenen die de tweede ring vormen. Groen is geen strafpunt maar een bewijs van goed gedrag, voor hen die thuisblijven of doorrijden… Oh nee, dat kan niet. Er staat een horde mensen voor. Hopelijk komt de ambulance nog op tijd.
Els Dijkema