woensdag 19 november 2014

Dieetzotteklap (2)


Voor mij ligt een bijsluiter. Het stuk papier vertelt me van alles over de ontstekingsremmende pijnstillers die sinds kort aan de huisapotheek zijn toegevoegd. Het is een complete doch noodzakelijke studie van wat een mens liever niet wil weten over wat hij/zij had moeten doen vóór het slikken van medicijnen. Er worden beloften gedaan maar minstens zoveel waarschuwingen zie ik. Daar is het dan ook een bijsluiter voor. Over maagpijn, over misselijkheid, over bij welke leeftijd wel en welke niet, darmzweren, bloedingen en nog meer ongemak. Volgens mij ging ik naar de huisarts om ergens beter van te worden…

En ik was zó goed bezig. Ruim twee maanden geleden begon er een nieuw leven. Een bestaan zonder koolhydraten. Of heel langzaam werkende. De blender in het apparatenkerkhof achter een schuifdeur mocht meedoen. Dat machien maakte voor mij de prachtigste gruitsmurries (lees: groente-en-fruit-drab). Daarbij moest er flink bewogen worden. Geen dieet zonder inspanning. Sjouwen en fietsen zijn mijn ding. Helemaal in de mood op mijn allerstoutste schoenen. De kilo’s vlogen er af. Juichen op de weegschaal. Juichen overal. Dat had ik twintig jaar eerder moeten weten. Tot zover dik tevreden. Totdat… Er begon iets te steken in mijn heup en af en toe leek het me, dat ik met mijn ene been liep en het andere sliep. “Slijmbeursontsteking”, orakelde de huisarts. Klonk aannemelijk maar was na zes weken nog niet anders. Röntgenfoto in het umcg. Gesteggel met de radioloog over pijn links of pijn rechts. Zo beginnen dus nachtmerries over foutief afgezette ledematen. Prachtige foto, dus waar die richtingaanwijzers voor dienden, weet ik niet. Niks te zien. Weer een andere huisarts. “Aha, snel afvallen is leuk. maar de zenuwbanen die hun beschermende vetweefselkussen kwijt zijn, gaan een eigen leven leiden. Hier heb je een recept voor pijnstillers. En ook voor rust. Maar dat kan je nergens halen…”

Nou zit ik dus te rusten. Mijn toetsenbord eerst maar afgeveegd omdat die het stof had vergaard dat rechtstreeks van de blender weggekomen was. Rare boel. Elk pondje komt door het mondje. ‘Eigen schuld dikke bult’ zeggen we dan al gauw. Daarbij vergeten we maar even gemakshalve dat dit niet voor iedereen zo werkt. Ga je er wat aan doen, komen er pas echte klachten. Nou eerst maar weer eens kijken wat de beloften waren, die me in vooruitzicht werden gesteld. Hopelijk staat er niet bij, dat ik eerst maar eens een extra vetweefsel moet gaan kweken. Ik wilde namelijk zo graag niet linksom en niet rechtsom. Gewoon maar in één streep vooruit! Richting gezond gewicht...
Schrijfselsje

woensdag 17 september 2014

Barrevoets in brons.


Ze staat op een schijf van asfalt midden op een rotonde en kijkt uit over de Korreweg. Ze is groot en bloot. Staat daar samen met haar twee kleintjes, die ook niks aanhebben. De jongste heeft ze maar op haar arm genomen. Oversteken doet ze niet. Gelukkig maar. De rotonde zou haar niet bevallen. Laat ik maar eens kennis met haar gaan maken...

Ze lacht. “Hartstikke bloot zijn we, maar ja, what you see is what you get, zullen we maar zeggen. Zó heeft mijn kunstenares mij gegoten. Er wat van zeggen? Heb jij ooit een beeld horen protesteren?” Haar blik glijdt naar beneden. Ze toont een zorgelijke frons maar die is zo verdwenen. Blijkbaar is ze niet van plan om extra zorgen te kweken bij haar gewone portie. “Een fikse bilpartij krijg je van dat brons, geloof ik. Maar misschien wel sterke benen voor de weelde die ik moet dragen. En kijk es…Als je dat geen weelde noemt!” Ze wijst naar haar kroost aan haar ene hand en op haar andere arm. “Tja, het kind schoot maar niet op. Ach, het is eigenlijk ook nog te klein voor deze wandeling.” Haar kleuter van vier mag echt niet loslopen. Hoe vaak díe haar al niet ontsnapt is. “Ze kennen geen gevaar hè. Moeder houdt het verkeer immers wel in de gaten. Ze vonden mij hier wel passen in deze buurt. Het kan, ik weet het niet maar ik verdiep me d’r niet in. Dat lukt niet, als je ook nog je hoofd hoog moet houden, als je zo te kijk staat. Hier op dit platje. Een man heb ik niet meer. Die ging sigaretten halen. Denk dat de rij erg lang was want hij is nog niet terug. Dan maar zelf voor deze beide kindjes zorgen. Als het moet op blote voeten. En als die Groningers dat nou mooi vinden, dan maar met helemaal niks aan.” Ze knikt om zichzelf nog eens te bevestigen. Haar kleine meisje heeft nu iets ontdekt. Ze rukt aan moeders hand, wijst met het mollige bronzen vingertje. Moeder laat niet los. De auto’s en fietsen zullen niet stoppen voor haar kleine schat, wanneer ze verderop dingen wil gaan ontdekken. Het zal voor veel meer in dit leven beschermd moeten worden ook. En dan zal ze vragen waarom mama nee zei, tegen de kansen van háár leven. En zij zal alleen maar kunnen antwoorden, dat, wat het kind wilde, te gevaarlijk was. Daar piekert ze vaak over, zo staande op de straat. Is ze te beschermend? Maar zit dat niet in de meeste ouders? Ze buigt zich naar haar oudste die dwingend weer vraagt of ze óók wil kijken. “Mamááá..! Ja kind, mooi! Een lieveheersbeestje denk ik. En wat heb jij?!” Ze lacht naar haar jongste. De nooit vermoeide arm hijst het kind nog wat hoger op. Moeder vervolgt haar relaas: “Nou sta ik hier elke dag. Mensen mensen, wat een mensen. Ze hebben hier op de rotonde altijd haast en de één heeft nog maffere kleren aan dan de ander. En die fietsen! Alle kleuren van de regenboog. Laatst zette iemand er eentje tegen mijn knie aan. Leuke parkeerplek. Ik ben toch geen fietsenrek?! Als ik kon, was ik er op weggefietst maar ik heb het nooit durven leren. Autorijden ook niet. Wat zeg je? Flauwekul? Moet jij weten! Ik sta hier al te midden van jullie uitlaatgassen, moet ik ze zelf nog produceren ook? Bovendien bestaan er geen fietsen voor mijn maat. Hola, daar kijkt er weer eens eentje niet uit! Halló! Het ziekenhuis is dáár hoor. Wou je d’r soms heen? Nee toch zeker, grote sufferd..! Sorry hoor, dat moest even. In het atelier was het zo lekker stil, elke dag even een bakkie doen met mijn maakster en ineens stond ik hier. Dat was vanwege een project. Toen mochten de bewoners in de wijk stemmen wat ze hier neer wilden zetten. Tja, je kunt er niet omheen hè. Het was wel even schrikken. En dan sommige mensen maar lachen. Nooit een blote mama gezien zeker..! Als je maar weet dat ik blijf staan…”

Het is me wel een spraakwaterval, die dame op de rotonde. Ben eens gaan googlen om uit te vinden wie daar zo midden op de straat loopt zonder vooruit te komen, daar in Groningen. Het idee van een moeder met kinderen in een kinderrijke wijk lag eraan ten grondslag. Een kunstenares ging aan de slag met gips en daarna ging moeder met haar tweetal naar de gieterij, waar ze met brons werden overgoten. Op een moederdag na een heleboel bureaucratisch gesteggel over het ja of nee van de plaatsing, ging het drietal een vrachtwagen in, om neergezet te worden op een soort van terpje, waar Groningen er in de natuur wel meer van heeft. En dan rij je daar langs. Snel, want die rotonde wil je zo snel mogelijk gehad hebben. Moeder staat daar  en beziet het hele tafereel van voorbij racende auto’s, bussen en fietsen. Hopelijk vliegt er niet eentje tegen haar op. Moeders behoren tot een kwetsbaar volkje. Ze zitten in de zorg om het kroost. Die laat hen nooit helemaal los. “Zal het geboren worden met alles erop en eraan? Eet ie wel genoeg? Is de juf wel lief? Direct op zwemles. Al dat water hier! Moeten ze nou dwars door de stad naar school fietsen, zal ik dan maar meegaan? Haalt ze het examen wel? Lieverd, je was ligt hier op een stapeltje, neem even mee naar boven, ok? Heb je je sleutel van je kamer? Nou, dag, tot volgende week maar weer…”
Zodra de navelstreng door is, begint de zorgenreis van de moeders. Op pumps, op sandalen, op sneakers... Of op blote voeten.


Els Dijkema

vrijdag 12 september 2014

Dieetzotteklap (1)

Apparaten in de keuken. De één heeft er dagwerk aan om ze allemaal op hun beurt weer schoon te krijgen, de ander stopt ze in een kastje na een week van gebruik ten behoeve van één of ander dieet. Daar achter die deur dreigt een heel afdankpark van de meest inventieve kookhulpen te ontstaan. De sapcentrifuge vraagt zich af, wanneer er nog eens fruit gekocht gaat worden. De allessnijder peinst over tijden dat er blijkbaar nog gegeten werd en zouden de mensen die hem aanschaften nog leven of zijn ze alleen maar overgegaan op vloeibaar? De stoomkoker zegt niks. Die is een flinke dut gaan doen. Toen ze hem kochten dacht hij het al: “Bezit van de zaak is eind van vermaak”. Het bleek waarheid te worden. Een stoomcursus winterslaap werd zijn deel…

Maar niet de blender! Hoewel in een lichte sluimer verzeild geraakt, was deze sapchef in één keer wakker toen het kastdeurtje open ging. Het werd namelijk hoog tijd voor een nieuw dieet. Eentje waar je niet slap en ellendig van wordt. Fruit en groente beloofden dat en dus ontwikkelde zich al snel een hechte relatie tussen de machine die shakes en smoothies maakt, en mij. He-le-maal áán is het weer tussen ons. En dat al bijna drie weken. Een dieet volgen kost nogal wat: Studie van wat wel en wat niet meer mag, bijhouden van een eetmeterapp, schrikken van hele nare dingen die er over eten geschreven worden, zaden en noten kopen - genoeg voor een hele volière - en... Chagrijnig worden als je langs het verboden zoet loopt in de winkels, in één rechte streep naar het toegestane zuur. En nog wat: Een boek. Niet via de boekwinkel maar gewoon wat gegevens invullen en, hup, daar rolden mij 66 pagina’s recepten en tips uit de printer tegemoet. Had ook naar de bieb kunnen gaan maar de motivatie moest behouden worden en niet na een paar weken weer tegelijk ingeleverd met geleend goed. Het beslissen tot één en ander was in een paar seconden gepiept. Opeens is het moment daar. Plotseling kan een mens (lees: vrouw, in dit geval) niet één dag meer zonder dat ene boek. Vraag niet hoe het kan maar pak die blender en geniet daarvan. Daar kan van alles in. Spinazie, peer en komkommer leverden een shake die eruit zag als heksendrank. Zoonlief vroeg zich af of ik altijd afwasmiddel dronk. Gezinshilariteit: “Als wij het maar niet krijgen” sprak dochter twee. En nog een ander gezinslid vroeg: “En nou zal het eindelijk gebeuren?” Nou ja, dat hoop ik wel. Al die investeringen  moeten het waard zijn…


Dat dacht ik een aantal jaren terug ook. Investeerde door een boek te kopen. De schrijver ervan onderstreepte vooral het nut van gehoorzaamheid. Daardoor zou het mogelijk zijn om slechte dingen te laten staan, dan ging het niet eens om het resultaat. Maar natuurlijk!. Gehoorzaamheid is helaas nooit mijn sterkste kant geweest. Gevolg van die dieetpoging laat zich niet moeilijk raden. Het boek ging doormidden en dat was dat. En nu dus een nieuw begin. Ik moet gewoon afblijven van koolhydraatrijke producten. Dat is helemaal niet moeilijk om aan te voldoen.  Hier hoef ik alleen maar consequent te zijn en alle apparaten heb ik immers al in huis… Wie lacht daar?

Els Dijkema

vrijdag 22 augustus 2014

Gewassen ei


Om in slaap te komen pak ik altijd een boek. Het hoeft helemaal niet lang te duren om me te voelen wegzakken. Ergens weet ik dan nog dat er een lichtje uitgeknipt moet worden voordat oogleden te zwaar worden en hersens verzadigd zijn geraakt. Het boek glijdt uit mijn handen en zakt zachtjes op de grond. Weg ben ik. Deed ik als kind al. Gaat altijd goed. Eh… bíjna altijd. Kort geleden gleed ik de andere kant op en kreeg zin in ramen zemen, onkruid wieden, dweilen en het draaien van wasjes... 

Dat was natuurlijk de schuld van het boek. Het was geschreven door een schrijfster uit de vorige eeuw; Maria Oomkens. Ze is niet meer onder ons, wat jammer is. Een huisvrouw die tussen de stofzuigbeurten en de afwas door, haar gemoed leegschreef in oude schriften. Die hele papierhandel stuurde ze op naar de redactie van 'Libelle'. Ze werd daar vaste medewerker, tekende een contract, kocht een zoveelstehandse typemachine en hamerde daarop alle stukjes zwart op wit. Typen kon je dat niet meer noemen. Haar stukjes waren gouden eieren, zijzelf de kip die ze legde en het contract de stok achter de deur waardoor ze bleef kakelen en leggen. En dat alles duurde rustig zo'n veertig jaar! Het benam mij dus ineens de slaap. Ging liggen denken over een ander voorbeeld dan die kip van Maria. Mocht het bij mij ooit nog serieus gaan worden, dan moest ik wel zorgen voor een ander idee, een metafoor, een ander handelsmerk om alledaagse dingen aan te duiden. Het ging immers niet aan, om haar nest leeg te stelen. Kwam bij de was terecht. Die zeer frequent weerkerende, bonte, witte, lange, korte enz. WAS! Waar dan geen contract aan kleeft maar wel klachten wanneer er geen schone sokken meer in de kast liggen. Een fijne was of teer textiel op de hand is als een verhaal, dat met veel liefde en voorzichtigheid behandeld wil worden. Morgen wacht mij de voetbalbende van onze jongste. Dat is een lange bonte.Te vergelijken met een verzameling letters die grondig wordt opgebouwd na alle slidings (lees: vallen en weer opstaan, deleten en de letterstrijd opnieuw aangaan). Het selecteren daaraan vooraf lijkt op het uitzoeken van een item. Zo kon ik nog wel even doorgaan. Dat hoefde niet meer want toen mijn probleem getackeld was, kwam Morpheüs gelukkig toch nog op bezoek en was ik rap onder zeil.

Zo juist weer een wasje gedraaid. In het vervolg zal ik me vaak nader moeten verklaren welke soort ik bedoel. Mijn was, daar kunnen ook verhalen in zitten. Wasborden waarmee vroeger werd geworsteld, zijn niet meer in gebruik maar ik doop mijn toetsenbord wel om voor die functie. Het arme ding. Wanneer de boel bezig is te centrifugeren, ofwel, aan de laatste ronde onderworpen wordt, begin ik te hameren. Komt van de opwinding. Typen kun je dat niet meer noemen. Dat heb ik in ieder geval gemeen met Maria. Het resultaat laat zich omschrijven als: 'draaisels', in plaats van: 'legsels.' Een gewassen ei!

Els Dijkema

woensdag 20 augustus 2014

Woordenloos

Zomer 2014. Kan me niet heugen dat er zoveel dingen in de wereld tegelijk aan de hand waren, als in de afgelopen vakantie. Het neergeschoten vliegtuig en wat daarvan allemaal te zien was op het journaal. Berichten uit het Midden-Oosten. En wij mochten op vakantie. We pakten onze tassen in en bedachten dat er spullen van anderen in de Oekraïne her en der verspreid lagen. Daarna reisden we naar Zeeland, waar we een bruin leven leidden en hoorden dat andere mensen in de zonnewarmte een veilig heenkomen moesten zoeken. De Embola-epidemie die in Afrika de kop opstak en wij gezond en wel aan het strand. Soms voelde het een beetje ongemakkelijk, dat vakantie vieren...
Omdat we ons dat bewust waren, hielden we het nieuws bij. Stond op de dag van nationale rouw ergens in een winkel naar een tv-scherm te kijken. Samen met nog een paar mensen. Niet één maar veel meer minuten stilte. Niemand die de behoefte voelde om iets te zeggen. Waar andere mensen bloemen legden of kaarsen brandden uit respect voor de vliegtuigslachtoffers, wilde ik dat met letters doen, toen we allang weer terug waren op onze basis. Het lukte voor geen meter! Even zo vaak als mijn handen boven het toetsenbord zweefden, moest ik ze ook weer terughalen. De letters keken grimmig naar mij en zeiden: "Je zoekt het maar uit, wij doen niet mee!" Onbevoegd voelde ik mij. Ongewenst en onverwacht. Niet in staat om hiermee iets te doen. Dacht nog aan alles wat er al over geschreven en getwitterd was. Door vaklui, echte columnisten maar ook aan de berichten op social-media, die ook niet verzonden hadden hoeven worden. Mijn letters zouden evenmin iets veranderen aan het verdriet dat andere mensen hadden. Helemaal niet belangrijk ook. Handen af!
Toegeven dat je ergens van moet afblijven. Hoe erg is dat? Niet! Tot die erkenning komen duurt alleen eventjes. Onmacht is een emotie en een proces waarbij ik iets uit handen moet geven. Zat in de kerk afgelopen zondag en hoorde daar - niet voor het eerst -  dat er Iemand is die tranen afveegt. Er was eens een kleine uk die dat hoorde. Ze vroeg, hoe groot Gods zakdoek dan wel moest zijn. In een kruik verzamelt de Trooster veel verdriet. Dat bij Hem veilig is. Gehuil dat niet genegeerd wordt. Niet te beschrijven.

Els Dijkema

zondag 29 juni 2014

Van de partij


Vandaag is het zover. Voetballen we Mexico van de kaart of moeten we gaan slikken tegen onze tranen en weer vier jaren wachten op nieuwe kansen? Voor een niet-voetballiefhebber gaat het leven gewoon door na zoiets maar de mensen die een bepaalde overgevoeligheid ontwikkeld hebben op dit punt, raad ik aan dit partijtje letters niet tot zich te nemen.

Partij! Daar moet ik het eens over gaan  hebben. Naast politieke partijen  bestaan er juichpartijen, al of niet gecombineerd met verkleedpartijen, met dank aan een modekoning met voorliefde voor oranje kleding. Verder kennen we nog voetbalpartijen, steekpartijen -het woord suggereert een feestje maar bedoelt dat niet zo- en… Bijtpartijen! In de afgelopen week werd dit woord gelanceerd alsof het niets was. De wedstrijd waarin het extreme mondeling contact plaatshad, werd een schandematch op de groene mat en het bijtertje werd naar huis gestuurd. Hij vertrok met gebogen  hoofd, zo zielig was hij. Zijn aanhangers vonden dat het leven nu voorbij was dankzij de voetbalcommissie die de boel verpesten moest. Niet-liefhebbers moeten helemaal uitkijken met wat ze zeggen. Ik noem dus maar geen namen. Er zijn er voor minder gelynched. Wel stap ik snel over op een andere geschiedenis. Lang geleden. Er kroop bij ons een kleintje rond, dat de wereld wilde ontdekken. Tot die wereld behoorde ook onze tuin met fikse grasmat, gemixed met mos en madeliefjes. Voor de kleine een behoorlijke uitdaging om die over te steken, zeker bij honderd pauzes om al die bloemetjes te determineren. Gelukkig waren zijn aanhangers (broer en zussen) van harte bereid om hem een handje te helpen. Hier was de jonge ontdekkingsreiziger helemaal niet van gediend en de eerste de beste die zijn of haar beste voetje voorzette, kreeg daar een fikse beet in. Een gigantische gil die nog nagalmt, was het gevolg. Onsportief gedrag werd niet getolereerd. Zo klein als hij was, werd ons bijtertje een poosje van het veld geweerd. Hij had geel en rood in die ene keer dubbel en dwars  verdiend. Ik zou zeggen: “Als je het de kleinen niet leert, doen ze ’t later dus verkeerd!” Maar ik ken meneer S zijn moeder niet. Hielp straffen niet maar belonen evenmin. Misschien zat het arme mens wel met d’r handen in het haar, vanwege haar kleine pitbull.

Vanavond is het zover. Genoemde nieuwslezer had het over temperaturen ver boven de dertig graden. Arme Nederlandse ploeg. Bij zo’n hitte weet menigeen niet eens meer wat een bal is. Als niet-voetballiefhebber kijk ik zo af en toe even mee. Ik beloof dat ik niet voor het beeld zal staan. Zal het grashappen of naar lucht happen worden voor spelers en kijkers? Ik hou mijn hart vast. Van te voren richt ik alvast een nieuwe partij op:  De  ‘ ik-blijf-er-koel-onder-partij’. Hopelijk mag ik op veel aanhangers rekenen. Of - ik zei toch al dat u dit beter niet kon gaan lezen -  ben ik nou de gebeten hond?


Els Dijkema

vrijdag 6 juni 2014

Moedergekwetter

Al dagen is een koolmezengezin in onze kamperfoelie aan het fourageren. Prachtig gezicht, prachtig gehoor ook. Het gekwetter en getjilp klinkt aan één stuk door. Gele kamperfoeliebloemen dwarrelen één voor één naar beneden want hé, boodschappen doen is een loodzwaar karwei. Door al dat vleugelgewapper sneuvelt er wel eens wat van de vogelshopinventaris. De beestjes hebben trouwens een bruin leven in onze tuin. Alle vetbollen hingen er nog, van de afgelopen winter. De verwennerij. En dan hebben we nog niet eens de vogelpindakaas gekocht die afgelopen winter aangeprezen werd. Vermoedelijk doen wij wel meer fout in onze tuin. Dat is een wat verdraaide bewering. Déden we er maar eens wat meer. Maar mijn tuinstoel houdt mij vast en mijn boek wil de volle aandacht. Bovendien voel ik een heerlijke sluimer opkomen…

Ze zit naast me, moeder koolmees. “hè hè, even bijkomen, is me dat een heen en weer gevlieg voor dat grut. Nu moeten ze mee op de boodschappentocht, maar vorige wéék, Pff… Héle dag die snavel open en ik heb er al van alles al ingepropt maar ze zijn ónverzadigbaar, zeg ik. Ik zeg, ze vreten me de oren van mijn hoofd. En als dat gebeurd is, moeten we uitkijken want dan worden ze onvoorzichtig. Laat thuis en zo, je weet wel. Ik zeg: ze zijn niet voor de poes! Daar heb ik al dat werk toch zeker niet voor gedaan, zeg ik?!” Het verhaal klonk me wel bekend in de oren. Daarom besloot ik maar een gesprek op gelijk niveau te houden met deze collegamoeder. “Tja mams, ik vind het trouwens wel gezellig hoor dat jullie neergestreken zijn bij ons. Is het een beetje gerieflijk in jullie mezenhotelletje? Mijn echtgenoot kreeg het eens op  zijn verjaardag. Hij heeft direct een goeie plek gezocht. Het was wel heel lang wachten tot er iemand kwam om de stulp te bezichtigen…” Moeder Koolmees knikte, en zei, meer eerlijk dan beleefd: “Meer is het ook niet, inderdaad. Een stulp! Alles in één ruimte. Nou ja, vooruit, we zijn er eerst weer mee geholpen. Ik was wat laat dit jaar, met de nestdrang. Tja, komt er toch een knapperd langs en dan moet het ineens wezen ook. We waren alleen niet in de positie om eisen te stellen hè. We zitten vrij krap zeg ik. Ik zeg:  Kraamvisite kan er niet meer bij. Zij van twee tuinen hiernaast had al gezegd dat ze langs kwam vliegen. Hoeft inmiddels al niet meer. Nah, zo'n nieuwsgierige huismus, wel een beetje ordinair ook. Wat denkt ze wel?! We hebben maar een kwetter-bericht gestuurd, dat we inmiddels gezegend zijn met vier pubers, dan weet je ’t wel.”  Nu was het mijn beurt om te knikken. Ik wist het. “Vandaar dat je hier zit, zeker?” Een schalkse blik werd me terug geschonken. “Ja, kan ik het helpen dat er wat verder gezocht moet worden naar een vette worm? Jij zegt ook wel eens dat je met een uurtje terug bent. En die kerel van jou maar wachten…” Haar vogelkopje kreeg wat zorgelijks, ze rommelde wat met haar veren of ze een gedachte van zich af wilde schudden. Intussen trippelde ze wat heen en weer, zaadjes oppikkend die uit de vogel-winter-traktaties waren gevallen, bijna al weer opgeladen om haar moederplichten waar te nemen. “Wat een toer hè, om je huishouden  op poten te houden en al het commentaar aanhoren van die tieners die denken dat ze jou wel even kunnen vertellen hoe het leven in elkaar zit. En dan die méiden van ons. Gelijk al sjans als ze net de eerste keer mee zijn. Ik zei: Achter mij blijven, zei ik, en eerst een opleiding volgen. Dat zei ik ook! Je wilt ze goed voorbereid de fauna insturen!  En ze weten nog niks, zeg ik! Vertel ik het tegen de man en vader in ons mezenhok, komt ie gelijk met oplossingen aanhippen. Nou, voordat ik die allemaal heb geprobeerd, ben ik allang klaar met hen en gaan ze maar fijn vliegen hoor. Hup, d’r uit! Ga zelf maar een leven opbouwen met een kerel en een mezenhok. Doei! Maar dat commentáár! Foei! Ze worden geboren, je leert ze d’r snavel gebruiken en voordat je het weet hou je je eigen zelf maar dicht. Tegen hén tenminste. Hier kan ik even vrijuit kwekken. Je houdt het wel tussen vier muren, toch?” Ik kon haar geruststellen. Ook al zit ik in de tuin zonder muren, ik zet je gewoon in mijn verzameling van vriendinnen, de andere hartluchtsters hier, geen probleem…

Geluiden in onze garage verraden de thuiskomst van een  huisgenoot. Ik wrijf me de ogen uit. Hoe uitgerust en bijna weer opgeladen kan een mens zich voelen na een goed gesprek met een lotgenoot. Mijn gedachten gaan uit naar het menu van de dag. Kon ik het ook maar van de grond pikken en in wijd opengesperde snavels mikken. Het leven en het eten nemen zoals het is, dat moet een ware kunst wezen. In de kamperfoeliestruik ritselt een druk vogeltje. Ze kijkt steeds even of ik er nog ben. Moeder koolmees? Of één van haar dochters die aan de aandacht ontsnapt is, om zelf te gaan shoppen in onze tuin? "Kijk uit vogeltje, zing niet te vroeg, straks ben je wel voor de poes."  - Zal je je moeder es horen - . Misschien krijgt ze wel sjans, wordt  haar roman ook opgenomen in de cirkel van het koolmezenleven. Zal het ook zo’n volkswijf worden als haar moeder met d'r voorspelbare wijsheden? Ik zeg: Moeders over de hele wereld zijn in staat hun leven op poten te houden omdat ze van alles delen met lotgenotes. Oogjes dicht en snaveltjes toe. Zeg ik.

Els Dijkema

zondag 1 juni 2014

Oranjemuiterij

Hoera! De juichpakken zijn op! Het grote oranje-gevaar is geweken. Materiaal ervoor is zelfs niet meer verkrijgbaar, vertelde de reclameboodschap. China gebeld. Ook daar geen enkel reepje stof tot juichen meer te bekennen. Je kunt nog wel een hoofddeksel à la Roy krijgen met donkere lokken daaraan bevestigd. En raken die ook op, niet getreurd, er liggen nog genoeg vlaggenlijnen, toeters en bellen, mutsen en...  Mini-jurkjes. Met afrits- en omkeerfuncties. Verkrijgbaar bij het bier. Not my size, dus wéér geen foto op facebook. Zonde!

Zwaar weer voor meneer Donders, ontwerper van het brultextiel. Dat hij zo heette kon hij ook niet helpen. De angel zat em in het verbinden van die naam aan het juichpak. De wind waaide uit onverwachte hoek, een zeer plaatselijke bui die zich boven hem, een liedje en een supermarkt ontlaadde. Alle juichpakken in die plaats werden uit het filiaal van de gigagrutter verwijderd. Heel erg zonde! En nog wel een beetje meer ook. Vond men. Er wonen mensen in die plaats die veel eerbied hebben voor de Schepper van alle leven én van het weer. In onweersbuien horen zij dan ook Zijn stem. Kun je van alles van vinden. Men noemt hen zwaar. En ze verpesten de sfeer ook nog eens. Hi..Ha...enz. Anderen delen die eerbied wel maar de zware conclusies niet. Zijn die lui te licht? Desondanks worden ze over één kam mee geschoren met de droeftoeters uit een bepaalde streek. We kennen met ons allen een prachtig woord. 'Respect!' Het eerste gebod van de voetbalwereld. Een woord dat (terug)gooien met modder verbiedt, voor het geval dat die ánderen begonnen waren. Hè, gelukkig! Nou komt het wel goed want supporters zijn immers één met hun club. Oh ja? Ook in die groep zie je subclubs die goede namen door het slijk halen. Geen groepsleden zo verbonden met elkaar of de verschillen zijn aanwezig. Je hebt schouderophalers en hen die iedereen grof op de korrel nemen in reacties op facebook of andere fora. Er zijn voetballiefhebbers die hun nagels afkluiven bij iedere gemiste kans en mensen die het spel niet snappen. Plaats hen in quarantaine want ze lopen voor het beeld terwijl ze vragen wat er gedronken moet worden. In de ogen van de kijkers één van de ergste zonden.

Ik loop in de winkels. Alle oranje artikelen  lachen mij toe. Teruglachen, mijn lijstje afwerken en vluchten is voorlopig mijn doel. Anderen halen bier met een jurkje voor het betere juichwerk. Ze zitten voor de tv of staan in het stadion te schreeuwen. Aanmoedigend of dingen roepend die de grasmat van kleur doet verschieten. Daarnaast mensen die zingen op een andere plek. In de kerk of zo. Zijn al die mensen hetzelfde omdat ze tot één groep behoren? Ben je nou helemaal be - eh - toeterd!? Als je dat denkt, schiet je je doel voorbij. Dát is pas zonde!

Els Dijkema



zaterdag 24 mei 2014

Juichpakkans


Sinds het posten van mijn vorige stukje heb ik een groeiende neiging om dingen te gaan uitleggen en mijzelf te verdedigen. Domme Onwetende Niet-voetballiefhebbers moeten er ook zijn. Dat zegt niet, dat we voetbal háten. Tuurlijk niet, we gunnen ieder zijn ding. Het respect in de voetbalwereld en daar omheen houdt niet op aan de zijlijn. Gelukkig was er bijval. Er was iemand die mij meldde dat ze de wedstrijdregels nog nooit had kunnen doorgronden. Weer een andere lotgenote had zelfs haar hele gezin buiten de uitdeling van het voetbalgen kunnen houden. Was dat geluk of was dat wijsheid? Zittend voor de tv, zo af en toe, leer ik een heleboel. Schade en schande blijven echter mijn deel. Want wat heeft het voor zin om kleur te bekennen, wanneer die kleur niet oranje is. Het lijkt de enige kleur met uiterste houdbaarheidsdatum in ons land. Omdat andere tinten en dingen volgens sommigen geen bestaansrecht hebben, besloot ik mijn gebrek aan kennis maar eens wat op te vijzelen. Hopende dat ik me niet bont en blauw zou gaan ergeren…

Het groen-wit van Fc-Groningen mocht er anders ook wel zijn, deze week. Men vierde feest op de Grote markt in Groningen, ter ere van een grote zege. Dat zag ik op de tv. Ik begreep zelfs dat de club haar grenzen mag verleggen in Europa. Mijn koffie kreeg er een extra aroma van. Wél sprak een voetbalwoordvoerder van de uforie over de zege! Ik verslikte mij. De koffie besproeide het feestgebeuren maar bereikte de feestgangers niet. “Eúforie zul je bedoelen!” zei ik. Niet luisteren natuurlijk. De man op het scherm  liet rustig nóg een keer dat verkeerde woord los op de kijkers. Ik moest het opgeven. Eén van onze dochters zat te midden van dit alles een les over criminaliteit te leren, wat natuurlijk in geen enkele relatie staat tot dat edele volksspel met een bal. Ik zeg het alvast maar, voordat ik daar weer commentaar over krijg. Dochter deelde mij iets mee over pakkansen. Dat zijn weer andere kansen als die op de groene mat. Bovendien verlegde ze de klemtoon, wat nergens naar klonk. Met een beetje fantasie vergeet je zo'n woord nooit meer. Terwijl het kind haar lessen verder verwerkte, zag ik op de reclamebeelden, dat er kans was op een juichpak. Het ding is bij elkaar te sparen door het halen van heel veel boodschappen bij een gruttersgigant in ons land. Een oranje soort pyjama is het. Ik vermoed dat alle soorten van kansen voor mij verkeken zijn, wanneer ik me daarin hul maar dat terzijde. Míjn juichwerk valt wel eens verkeerd. Bijvoorbeeld bij een goal in het doel van de thuisclub. Nee, dat wordt een hoop gedonder, als ik me zo’n ding aanschaf. Oranje is ook helemaal mijn kleur niet.

 In de toekomst blijf ik voetbal associëren met een vreselijke dresscode. Daar kan de vuvuzelaherrie van vier jaren terug niet tegenop. Dat ligt niet aan mij. Dat heeft de voetbalwereld aan die van de reclame te danken. Gelukkig heb ik geen voetbalgen. Er is geen pakkans om mij nog iets van voetballiefde aan te leren. Dan sta ik nog liever buitenspel. Euforisch gevoel geeft me dat.

Els Dijkema


zondag 11 mei 2014

Sport-gen




Manlief heeft het niet. Ikzelf heb het evenmin. Rara wat is het? Het sport-gen. Om precies te zijn: Deze ouders werden groot zonder voetballiefde. Zo hier en daar weten enkele leden van het menselijk ras zich daar aan te onttrekken. In de hoogtijdagen van W.k. en E.k., wanneer iedereen de nagels afkluift voor de tv, gaan wij altijd wandelen en fietsen, midden op de weg, geen gevaar. Maar er is hoop. Min maal min is plus. Met de kinderen gaat het goed komen. Wij weten van trainingdagen, autorij-beurten en wasroosters. Onze twee zonen proberen wekelijks de bal bij te houden en de familie-eer hoog. Daarom reizen we met liefde voor die kinderen regelmatig af, richting één van de plaatselijke voetbalvelden.

Langs de lijn bevinden zich echte voetbalkenners. Opa’s, oma's, vaders, moeders, mensen die lijken te behoren tot de clubhuisinventaris. Ze schreeuwen van: “Hup, spelen, trek dat gat dicht, kijken, kansen, enz…” Aan roepen wagen wij ons niet. We staan daar met onze paraplu boven het hoofd te zwijgen, we verheugen ons op de clubwas, we verlangen naar hete koffie want we zijn tot op het bot verkleumd, we zien onze jongens smerig worden door een hoop gezwoeg door de modder. De kluiten  - we spreken hier van Groningse kleigrond -  vliegen ons om de oren. Bij de jongste zoon die nog maar twee jaren meedoet, denken we vooruitgang te zien. Dat delen we samen, zachtjes, voor het geval iemand het hoort en stel dat wij ons zo deerlijk vergissen. Hoera, de club van jongste zoon mag zich kampioen noemen. Hartelijk gefeliciteerd! Gauw naar huis en zwarte voetbalkleding wassen. Dan weer terug voor de tweede ronde, wederom met paraplu's, terwijl een donkergrijs zwerk zich uitspreidt en ontlaadt boven de sportvelden. Oudste zoon krijgt een vette nederlaag te verduren maar niemand die het gezien heeft want achter ons speelt de eredivisie met daaromheen veel publiek. Iemand breekt daar een been en ligt een dikke twintig minuten in het koude natte gras te wachten op de ambulance. Sport eist zijn tol. De regen stroomt met bakken neer maar speelt desondanks geen rol bij de voetbalfans. Alleen maar in onze (niet-liefhebbers)hoofden. Stumpers die we zijn.

Thuis! De shorts van rood-wit zijn weer strálend wit uit de wasmachien gekomen. De rode shirtjeswas draait. Yes! Dát kunnen wij! In  het verre verleden werd aan manlief gevraagd of hij lijnrechter wilde zijn.Voordat hij zijn onkunde rond de wedstrijdregels moest prijsgeven, was de oudste telg, de toen nog enige spelende zoon, hem vóór. Hij kende zijn vader en zei: “Als hij  - duimpje naar de bijnakandidaatlijnrechter  - dat moet gaan doen, ga ík naar huis!” We bedanken hem daar nog regelmatig voor…

Els Dijkema

donderdag 1 mei 2014

112-massa





Beng..!!! Om mijn as draaide ik en kwam terecht tegen een stoeprand. Een paar tellen daarvoor stond ik nog op de trappers van mijn fiets en sjeesde de oprit van het ouderlijk huis af. De kunst was, om dat zo hard mogelijk te doen en tegelijk een draai naar links te maken. Honderden keren zo gedaan, ging altijd goed maar die ene keer zag ik de auto niet. In die luttele ogenblikken keek ik schuin achteruit en zag mijn stalen ros. Het ding was in een bocht van negentig graden geknakt en stuiterde meters ver weg. Een minuut later was de straat bevolkt met kijkers. Waar ze vandaan kwamen? Geen idee! Ik zag twee gezichten boven me, of waren het er toch drie? Wat keken ze raar! Oh wacht, het waren er acht! Ze stonden erbij en keken naar mij…

Alle jaren na het breken van beide benen heb ik me afgevraagd wie er sneller zijn bij een ongewone gebeurtenis. Mensen of mieren. Mieren gaan tenminste nog direct aan het werk om elke alledaagse  verstoring ongedaan te maken maar mensen gaan kijken. In plaats van een voorbeeld aan de mieren te nemen  - "Kijk naar de mier, gij sensatiezoeker" - stromen de tweebenigen toe, zodra er sirenes te horen zijn. Uit alle hoeken en gaten van het dorp en zo snel mogelijk. Betrokken als mensen zijn, weten ze ook al hoe het ging en delen dit luid brullend met degene die naast hen staat. “Mens, wat maken die brandweerauto’s een herrie! Je komt er bijna niet bovenuit!” Iedereen kan zien  hoe er  een auto tegen een boom is gebotst en constateren - oh, gelukkig -  dat er al mensen bij zijn, die eerste hulp verlenen. Dat beweegt niet om de plek de plek te laten. Integendeel. Binnen enkele minuten wordt de weg versperd en auto’s staan zo dicht mogelijk in de buurt. In de bocht van de weg geparkeerd net een meter na het eind van het zebrapad. Dat had een mooie prent kunnen opleveren! De traumaheli die gearriveerd is, heeft niet zo’n riante plek. Daar sjouwen trouwens ook al mensen omheen “want hee, dat zie je niet elke dag zo dichtbij.”  De piloot en de arts zijn bij de gestrande auto. Uitstekende gelegenheid om het kroost eens te tonen hoe zo’n traumaheli er van binnenuit ziet. Kleine kinderen zijn er ook. Ze hebben niet om educatie gevraagd, evenmin om meegenomen te worden en te kijken naar het omgeploegde gras of de auto die verongelukte. Ze hadden geen stem, ze werden snel in de buggy gezet. De opvoeder sloot zich aan bij de optocht. Alleen thuislaten was ook zo onveilig.

Overdrijf ik? Ik hoop het! Het was onlangs weer raak in ons dorp. De foto’s van 112.nl tonen veel toeschouwers. Zat ik in de tweede kamer, dan zou ik pleiten voor het uitreiken van vaantjes aan ramppassanten. Rode vaantjes voor de mensen binnen een straal van vijf meter rond het drama. Oranje voor degenen die de tweede ring vormen. Groen is geen strafpunt maar een bewijs van goed gedrag, voor hen die thuisblijven of doorrijden… Oh nee, dat kan niet. Er staat een horde mensen voor. Hopelijk komt de ambulance nog op tijd.
Els Dijkema