zondag 2 augustus 2015

Sprookje

Enige tijd geleden vernamen we op het nieuws dat het mogelijk moet zijn om lelijke dingen over het koningshuis te zeggen (zij het in het Engels of welke andere taal ook) zonder daarvoor beboet te worden. Het kwam op ons over als een onredelijk verlangen van een verwend kind. In dit geval is dat kind er dan eentje die tot het "Alles moet kunnuh!-volk" behoort. Maar of je het ook moet willen...? In ieder geval begon het in mijn letterkamer te borrelen. Maandenlang.


Gewone mensen...

Er was eens een land. Er stond een Koningspaar aan het hoofd ervan, tenminste, dat stond in de grondwet. Verder waren er ministers en een parlement en vooral een enorme voorgeschiedenis. Wat het land in honderden jaren had meegemaakt stond allemaal opgetekend in diverse dikke boeken. Op het nachtkastje van de koning stond zojuist de nieuwste editie van de hele reeks want elk jaar moest er weer wat bijgeschreven worden. Voordat de slaap hen overmande, lazen de vorstelijke echtelieden elkaar elke avond een geschiedenisitem voor. Zo kon het gebeuren dat de koningin iets las over de eerbied die in vorige eeuwen aan koningen en hun vrouwen geschonken werd. "Oei! Dan gaat het nu wel anders," bedacht ze want als het gewone volk vroeger niet boog wanneer er iets hogers langskwam, werd dat gewone volk tot het uitvoeren van tienduizend buigingen gedwongen. Daar stond dan een ridder naast te tellen voor zover die dat kon, tenminste. Als hij de tel en de kluts kwijt was, begon hij vrolijk overnieuw. Was er iemand die het waagde zijn stem te laten horen tegen een verordening, dan rolde op het volgende ogenblik het hoofd van diegene over de keien. De stem bleek dan wel uitgesproken te zijn. De koningin schudde even aan de schouder van haar koninklijk heer gemaal maar er klonk vooral koninklijk geronk, toen ze vertelde dat er veel ontwikkelingen waren geweest ten aanzien van majesteitsschennis. "Nou ja" verzuchtte ze "Een koning is ook maar een mens. En zijn vrouw dus ook, truste..." Ze dook diep weg onder het koninklijke donsdekbed en vertrok naar oorden waar geen linten doorgeknipt hoefden te worden en waar ze gewoon naar de bakker kon gaan. Dat leek - en meestal komen diepste verlangens in dromen tot uiting - haar een heerlijk idee. Zo aanlokkelijk zelfs, dat zij bij het ontbijt de volgende morgen, meedeelde om zich incognito te begeven naar de plaatselijke bakker voor het dagelijks brood. Daarvoor had zij kleren nodig van onkoninklijke snit en een zonnebril van de plaatselijke discountzaak. De koning keek bedenkelijk want hij had zelf niet zo'n vooruitstrevende droom gehad en kon zich niet zo één twee drie met haar plannen verenigen. "Ga gewoon mee!" inviteerde ze hem. Wat een lichtzinnig voorstel was dat. Maar een beetje koningin krijgt haar zin. Na nog wat restjes onwil bedwongen te hebben lichtte de vorst ergens van een haakje in de schuur een windjack, dat de tuinman ooit vergeten was mee naar huis te nemen. Het tweetal had de dag van hun leven. Ze kwamen in een nabijgelegen stadje en leerden er in de rij staan voor de bakker, pinnen, door rood rijden, het zebrapad negeren en schuttingtaal kennen. Ze hielden iemand staande die bezig was iets onder dwang weg te poetsen. "Mijn beste meneer, wat stond daar?" vroeg de koningin. Haar niet herkennende sprak grimmig de politieagent die naast de schuttingpoetser stond, dat ze maar mooi doorlopen moest. "Een belediging aan het koninklijk huis. Hij krijgt een boete. Moet niet gekker worden! Was u dat soms ook van plan?" Nee, dat niet bepaald maar de nieuwsgierigheid werd er wel in versterkte vorm door geprikkeld. Het koningspaar moest nu dus aan omstanders vragen welke tekst er op die schutting had geprijkt. "Nou mevrouw, ik zal het maar in uw oor fluisteren want als ik het hardop zeg, ben ik ook de klos" sprak een voorbijganger. Gelukkig waren zowel de koning als zijn vrouw gezegend met een flinke talenknobbel dus alle lelijke woorden pikten ze moeiteloos op. Ook moesten ze ineens keihard remmen omdat iemand anders hen geen voorrang gaf op de hoofdstraat, terwijl ze anders altijd overal konden doorrijden. Kostelijke ervaringen waren die dag hun deel. Daarom ontbood de koning verderop in die week  zijn ministers. Die schrokken wakker want dat deed hij nooit. Hij vertelde hen van de geschiedenis, de ontwikkelingen verder, de droom van zijn vrouw en hun dagje in de stad. "Het moet mogelijk zijn dat de koning dus een gewoon mens is. En zijn familie ook! Onderzoek of dat in de grondwet te regelen valt. All inclusive graag!"
"U bedoelt,,,?" aarzelde de 'Minister van fatsoen'. Hij voelde dat er verschrikkelijke dingen zouden gezegd worden en vooral dingen die lijnrecht ingingen tegen de norm die al vierhonderd jaar daarvoor was vastgesteld. "Precies, dat bedoel ik!" zei de koning, hoewel hij helemaal niet wist wat de minister aan ellende voorzag en vooral niet wat er allemaal aan vastzat.
De ministers begroeven zich in alle geschriften die ooit over de grondwet waren neergekalkt. Daarna wisten ze nóg niets maar herschreven de wet in een ander lettertype met af en toe een zinnetje eraf of erbij omdat ze bang waren voor de nietsnutten te worden uitgemaakt die ze al jaren waren, zij het in het verborgene. Af en toe appte de koning naar de schrijfkamer. "Staat alles er in? Alles, majesteit! Ook dat er geen enkele reden mag zijn de koning als iets anders te behandelen als een gewoon mens? Ja majesteit! Mag ik bijvoorbeeld beledigd worden?" Het werd even stil want waarom zou je dat willen? Deze koning ging wel erg buiten zijn wetboekje. Na wat heen en weer bellen kwam de 'Minister van uitgesproken taal' hem persoonlijk verheugd meedelen: "Ja, het mag! De koning heeft het recht om alle scheldwoorden die ooit van toepassing zullen zijn, te incasseren en eventueel een weerwoord te plaatsen. Prompt werden de vlaggen gehesen en er werd een 'Nationale majesteitsschennisdag' uitgeroepen. Het werd tijd om de puntjes op de i te zetten. De koning greep snel zijn mobiel want er was hem nog iets te binnen geschoten. Hij stuurde een bericht naar de 'Minister van gewone zaken': "Geen privileges meer?" Het antwoord kwam per kerend signaal:  Allemaal uitgegumd, majesteit. U zult wel voortaan met de fiets op werkbezoek moeten. Aan een leasebak zitten teveel haken en ogen maar als het hard regent mag u mee in de fiat van de vrouw van uw congierge. Hè, dat is nou weer een beetje dom van me, zuchtte de koning, zijn voorhoofd afvegend want door het vele nadenkwerk had zich daar een hoeveelheid vocht gevestigd, dat hij daar nog nooit gevoeld had, zelfs niet op vakanties in hete oorden. De airconditioning bleek te zijn gedemonteerd. Zijn vrouw en hij gingen naar hun privévertrekken die ze nog houden mochten omdat het de 'Minister van bijzondere verhuizingen' teveel moeite was om een twee-onder-één-kap-woning te zoeken. Die man - en nog wat andere hoge pieten in zijn kielzog - was trouwens in geen velden of wegen meer te bekennen. De helft van de regering was in korte tijd wegbezuinigd. "Poehpoeh, wat zit er veel vast aan een grondwetwijziging, vrouwtje. En nu maar hopen dat het bevalt." Zijn eega had er in korte tijd drie zorgenrimpels bijgekregen maar ze stemde met stralende ogen in, helemaal klaar voor de nieuwe tijden. "Nou zijn we gewone mensen!" spraken ze verheugd tot elkaar...

Zou het goed zijn gegaan? De geschiedenis gaat niet verder. De schrijver van de koningsboeken was er terstond mee opgehouden toen bleek, dat de koning zijn titel nog maar half voerde. "Alle werk voor niets geweest!" smaalde de schrijver. En ging over op het bedenken van sprookjes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten