zondag 5 april 2015

kostuum

Vroeger zat ik in de kerk tussen twee keer driedelig zwart of grijs. Twee keer op een dag links en rechts geflankeerd worden door onverwoestbaar kostuumtextiel, dat is een ware aanslag op de ontwikkeling van een klein kind. Het was niet de kerkgang die mij nekte, het waren alleen maar die twee zuilen van vooroorlogse kwaliteit herenmode. Die van de oude broeder aan de buitenkant rook nogal muffig trouwens. De beste man gaf me uit één van de vele zakken altijd iets wat opgegeten kon worden, wat ik nooit gedaan heb omdat de herkomst me te gortig leek. We spreken hier over de vroege jaren zeventig. Een tijd waarin tijdens de eredienst een kind nog opging in de massa. Ademen mocht wel. Geen grut in rijen van drie richting toiletten. Bovendien werd mij nooit verteld dat die in de kerk waren. Daar kwam je niet voor, immers!

Kantoorwerk eiste blijkbaar van vader, dat hij gekostumeerd aan zijn bureau zat. In ieder geval was het voor ons als gezin volkomen normaal dat hij van alles aan had. Zo'n pak was het fundament van zijn gekleed bestaan. Dat bevestigt dat 'kleding de man maakt', wellicht. Er ging iets duidelijks van uit. Nu eens verscheen hij in krijtstreep, dan weer in een ruit aan de ontbijttafel. En wanneer zo'n dessin 'uit' was, kwam moeder met een grote plastic zak om al die contrabande te verjagen uit zijn kledingkast. Het ontlokte hem altijd de uitroep: "Zonde van mijn goeie pak." Eigenlijk was hun dialoog over het to be or not to be van zijn kleren, deel van een frequent gespeeld toneelstuk in ons huis, dat we niet graag wilden missen.We verkneukelden ons op het zoveelste bedrijf als het weer zo ver was. Het 'goeie pak' was intussen al op weg naar humane bestemmingen. We wisten nooit waar dat precies was. In de woestijn droegen de mensen het niet, vermoed ik. Het leger des Heils bestond al wel. Nooit namen we de moeite om dit vraagstuk te analyseren. Weg was pech. Voor vader dan...
De jaren gleden in ruiten, strepen en uni langs ons heen. Er waren kinderen die gingen trouwen. Allemaal prachtig gekleed. Vader en moeder waren een  hele middag zoet met het zoeken van een pak voor de bruidsvader. Schoonzoon deed het anders. Hij had toch net middagpauze. Met maar een klein aantal minuten verlenging daarvan, keerde hij terug met een ensemble waarvan iedereen zei (toen hij zich erin gestoken had): "Wat is HIJ mooi!" Met mijn zelfgemaakte jurk verbleekte ik daar bijna bij. Het sneeuwde en de foto's getuigen van een stel mensen dat het op gebied van kleding helemaal begrepen had. Gelukkig is elke vorm van arrogantie mij vreemd. U komt maar foto's kijken.
Wéér ettelijke jaren verder, vergaapte ik me als moeder aan onze oudste. Als getransformeerd stond hij daar. Een prins die alleen nog zijn stropdas moest knopen, een oefening waar nog mogelijkheid van ontwikkeling in zat. Er werd niet getrouwd maar er moest een pleidooi worden gevoerd. Als student in rechten kon hij zich zo alvast bekwamen in de combinatie van werken en juist voorkomen. Dat lukte helemaal. Rare gewaarwording. Was deze uit een magazine gekropen jongeman ons eerste kuiken? De kruippakjestijd lag dan al mijlenver achter ons, dit leek wel even een heel ander persoon dan oudste kind, die daar een pluisje van zijn mouw nipte. Prachtig. Zijn oma vond dat ook. Ze zag hem eens in vol ornaat en zei: "Ik moet er bijna van huilen!" Kleinzoon keek haar verbijsterd aan en kwam daarna in razende actie. "Oh nee, dát gaan we niet hebben hier!" riep hij en gooide tijdens het lopen naar zijn kamer van alles uit. Kwam terug in zo weinig mogelijk. Nog net geen Adamskostuum. Ook prachtig, natuurlijk. Maar als ik mag kiezen, ga ik stiekem voor het herenpak. Het komt zo dichtbij het sprookje dat het dan echte héren zíjn. Ook al is het maar de buitenkant

Toevallig ben ik gek op sprookjes. Ze zijn een legale reden om even weg te vluchten uit wat geen leuk verhaal is. Godfried Bomans schreef een meesterlijk stuk over een koning die zijn hermelijntje aan een tak hing om iets menselijks achter te laten tussen het koren. De boer die juist net dáár wilde gaan wandelen om zijn gewassen te controleren, joeg de koning door het veld heen want hij had hem niet herkend als vorst. Waarmee bewezen is, dat zelfs de koning zonder mantel ook maar een man was in zijn hemd...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten